

Foto © Koos Breukel
Rembrandts plan is mijn vijfde boek. Eerder verschenen Het weeshuis van Culemborg (waar ik op ben gepromoveerd); Elisabeth de Flines (shortlist AKO Literatuurpijs en Libris Geschiedenis Prijs); De polsslag van de stad; en De roofkoning (shortlist Libris Geschiedenis Prijs).
Mijn benadering van geschiedenis is tamelijk ouderwets. Ik wil verhalen vertellen: van koningen en prinsen, van dienstmeiden en knechten, van liefde, trouw, dood en verraad – in een veranderende wereld van vooruitgang en verval. Ik lees voor mijn onderzoek alles wat ik vinden kan en stel vooraf geen vragen. Vernieuwing is geen uitgangspunt maar iets wat gaandeweg ontstaat. Ik richt me altijd op de bron, om te voorkomen dat het beeld zich los zingt van het leven.
Toen ik met Rembrandt begon, was dit wat me voor ogen stond: een verhaal over de schilder in zijn wereld met zijn werk als scharnierpunt. Maar al snel bleek dat er zoveel niet klopt van wat er over hem is geschreven, en dan met name over zijn faillissement, dat ik daar eerst een boek over moest schrijven - met als resultaat Rembrandts plan.